AFAS Remote tool ophalen en inrichten

Dit onderwerp beschrijft de stappen om de tool AFAS Remote op te halen en in te richten.

Inhoud

AFAS Remote tool ophalen (eenmalig)

Je hebt de tool AfasRemoteCmd.exe nodig om AFAS Remote te kunnen gebruiken.

AFAS Remote tool ophalen:

  1. Neem de systeemeisen (voorbereidingen) door voor gebruik.
  2. Download de tool vanaf de AFAS Klantportal. Dit is een zip-bestand, pak dit uit.

    Let op:

    Het ZIP-bestand heeft een mappenstructuur. Deze moet bij het uitpakken behouden blijven.

  3. Plaats de tool op het systeem waarmee je de commandlines gaat uitvoeren.

    Voorbeeld:

    Je gaat AFAS Remote uitvoeren vanaf een lokale server.

    Maak de map C:\AfasRemote

    Pak de zipfile uit in deze map.

    Als je later een token toevoegt, plaats je token.xml ook in deze map.

Token aanmaken

AFAS Remote gebruikt tokens voor de authenticatie. Een token is een unieke sleutel voor de combinatie van een omgeving, een device en een commandline-gebruiker.

Als je een bestaande token wilt vervangen, verwijder je de oude token van de betreffende gebruiker en maak je een nieuwe token aan.

App connector deblokkeren en token aanmaken

  1. Ga naar: Algemeen / Beheer / App connector.
  2. Open de eigenschappen van de app connector AFAS Remote.
  3. Vink Geblokkeerd uit. Dit is een eenmalige stap als je begint met AFAS Remote.
  4. Ga naar het tabblad: Gebruikerstokens.
  5. Klik op: Nieuw.
  6. Selecteer de gebruiker.
  7. Vul de omschrijving in. Deze moet uniek zijn.
  8. Klik op: Volgende.

    Je ziet de gegenereerde token.

  9. Klik op: Kopieer. Met deze actie kopieer je de token naar het Klembord.

  10. Klik op: Voltooien.

Token opnemen in token.xml:

  1. Start Microsoft Kladblok op je lokale systeem.
  2. Plak de token.

    App_Cnr Eigen App connector handmatig token toevoegen - gebruiker

  3. Sla het bestand op als token.xml.

    Gebruik een bestandslocatie die door de commandline benaderd kan worden. In dit voorbeeld de bestandslocatie: C:\AfasRemote

Instellingenbestand genereren

Als je deze stappen de eerste keer uitvoert, maakt de tool een instellingenbestand aan op je lokale systeem. De token wordt hierin versleuteld opgeslagen.

Als je een nieuwe token krijgt, gebruik je deze stappen om de nieuwe token in het instellingenbestand te registreren.

Instellingenbestand genereren:

  1. Je moet inloggen op het systeem waarop afasremotecmd.exe staat, met de gebruikersnaam van de gebruiker die de commandline standaard gaat uitvoeren.
  2. Maak een batch-file met de volgende inhoud:

    AfasRemoteCmd.exe /O"naam omgeving" IMPORTTOKEN /F"Token.xml"

    Voorbeeld:

    Omgevingsnaam: O12345AA

    Bestandslocatie: C:\AfasRemote

    Commandline:

    C:\AfasRemote\AfasRemoteCmd.exe /O"O12345AA" IMPORTTOKEN /F"C:\AfasRemote\Token.xml"

    De map C:\AfasRemote bevat nu de volgende bestanden: de tool AfasRemoteCmd.exe, het bestand token.xml en de batch-file.

    Let op:

    De omgevingsnaam O12345AA begint met de letter O (niet met het cijfer 0). Bij een Acceptomgeving begint de naam met de letter A, bij een Testomgeving begint de naam met de letter T).

  3. Voer de batch-file uit. Hierdoor wordt een instellingenbestand gemaakt (of bijgewerkt) waarin de token wordt opgeslagen.
URL webservices wijzigen

Het instellingenbestand bevat de URL van de Profit webservices.

URL Profit webservices aanpassen:

  1. Start Windows Verkenner en open de volgende map:

    %AppData%\AFAS Software\RemoteCmd

  2. Open 'Settings.xml'.

  3. Wijzig de URL van de Profit webservices (vervang 12345 door je eigen deelnemernummer).

    Kijk eerst wat voor type omgeving je hebt, dit zie je aan de beginletter van de naam van de omgeving. Het kan gaan om een Productie-omgeving (letter O), Testomgeving (letter T) of Acceptomgeving (letter A).

    • Productie

      https://12345.soap.afas.online/profitservices

    • Test

      https://12345.soaptest.afas.online/profitservices

    • AFAS Accept (early adopters)

      https://12345.soapaccept.afas.online/profitservices

  4. Sla het bestand op.

Je bent klaar met de inrichting van AFAS Remote, je kunt de commandline-acties gaan inrichten.

GetConnector autoriseren

Je kunt een GetConnector alleen aanroepen via AFAS Remote, als deze op één van de volgende methoden geautoriseerd is.

Methode 1:

Je blijft de token gebruiken van een andere app connector. Deze app connector bevat de GetConnectoren die je wilt aanroepen. In de eigenschappen van deze app connector moet de AFAS Remote Cmd geactiveerd zijn. Dit is de eenvoudigste oplossing.

  1. Ga naar: Algemeen / Beheer / App connector.
  2. Open de app connector waarin je de GetConnectoren geactiveerd hebt.
  3. Ga naar het tabblad Connectoren en voeg de AFAS Remote Cmd toe.

  4. Deel filterautorisatie uit de de GetConnectoren die via Remote gebruikt mogen worden, zie hieronder.

Methode 2:

De app connector gebruiker moet via filterautorisatie rechten krijgen op de GetConnectoren die je wilt aanroepen.

  1. Ga naar: Algemeen / Beheer / App connector.
  2. Open de app connector AFAS Remote.
  3. Kijk voor welke gebruiker je een token hebt aangemaakt.
  4. Ga naar: Algemeen / Beheer / Autorisatie tool.
  5. Selecteer de gebruikersgroep van de Remote-gebruiker.
  6. Ga naar het tabblad: Autorisatie.
  7. Activeer het juiste filter onder Algemeen / Beheer / Definitie / Filters / Algemeen - Definitie uitvoeren.

Direct naar

  1. AFAS Remote commandline inrichten
  2. AFAS Remote autoriseren
  3. AFAS Remote tool ophalen en instellingen vastleggen
  4. AFAS Remote bij verschillende deelnemernummers / type omgeving
  5. AFAS Remote beheren