Functievensters gebruiken

Je kunt meerdere functies tegelijk open hebben. Als je een functie gebruikt, staan de andere functies op de achtergrond. Je kunt makkelijk wisselen tussen functies.

Inhoud

Functie wisselen

Accountancy Lite toont de gestarte functies in een knoppenbalk:

Wisselen tussen functies:

  1. Open de volgende functies, maar sluit ze niet af:
    • CRM / Organisatie/persoon / Organisatie/persoon.
    • Financieel / Boeken / Bankafschrift.
    • Financieel / Crediteur / Crediteur.
  2. Wissel op één van deze manieren van functies zonder ze af te sluiten:
    1. Klik op: de gewenste functie om de gewenste functie in het scherm te tonen.
    2. Druk op: Ctrl+Tab om door de functies te bladeren.
    3. Gebruik het menu Venster om naar een bepaald venster te gaan. Je kunt de vensters ook anders rangschikken via het menu Venster.

Functies afsluiten

Sluit de functies die je niet nodig hebt. Als je de wijzigingen nog niet bewaard hebt, zal Accountancy Lite hiervoor waarschuwen (bijvoorbeeld na het wijzigen van de gegevens van een persoon, medewerker of debiteur).

Venster afsluiten:

Gebruik de volgende methoden:

  1. Sluit het huidige venster met Esc of Ctrl+F4.
  2. Sluit een specifiek venster door op het kruisje rechts in de knop te klikken:

  3. Sluit alle vensters met deze knop:

Verborgen venster zichtbaar maken

Het kan voorkomen dat een venster "buiten beeld" raakt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij het starten van een extern programma (zoals een analyse) of bij de Autorisatie tool.

Probeer eerst om de vensters trapsgewijs te rangschikken via het menu Venster:

Als dit niet werkt, gebruik je de volgende stappen.

Actieve venster verplaatsen:

  1. Druk op: Alt+Spatie. Normaal gesproken verschijnt dan een menu in de linkerbovenhoek van het venster. Bij een verborgen venster werkt dit ook, maar het menu is dan niet zichtbaar.

    Start_Functievensters gebruiken (30 verborgen venster)

  2. Druk op: Pijltje naar beneden.

    Hiermee kies je voor 'Verplaatsen' ('Move').

  3. Druk op: Enter.
  4. Verplaats het actieve venster met de pijltjestoetsen op het toetsenbord naar links of naar rechts.
  5. Als het venster op de juiste plaats staat, druk je op Enter.

Direct naar

  1. Werken in een omgeving
  2. Omgevingen en administraties
  3. Menu en functies gebruiken
  4. Vensters gebruiken
  5. Dropbox, SharePoint en OneDrive benaderen