Kenmerken voor verslaglegging toevoegen

De kenmerken in een kenmerkset bepalen de volgorde van het verslagleggingoverzicht. Een kenmerk in een kenmerkset vertegenwoordigt één regel in het verslagleggingoverzicht. Je kunt de kenmerken toevoegen aan de kenmerkset.

Een nieuwe kenmerkset krijgt automatisch drie kenmerken:

  • A1, Activa
  • P1, Passiva
  • V1, Resultaat

Als je de kenmerken met controlecodes 2,3 en 4 verwijdert of toevoegt, geeft Profit een melding. Deze controlecodes gebruikt Profit in de standaard balans (activa en passiva zijde) en resultatenrekening. Deze controlecodes mogen in een kenmerkset slechts één keer voorkomen en kun je niet toevoegen of verwijderen. Als je nieuwe kenmerken toevoegt, controleren de automatisch ingestelde kenmerken deze. Dit zijn bovenliggende kenmerken.

Let op:

Als je in de rapportage alleen balans (activa en passiva) en resultatenrekening wilt gebruiken, hoef je bij de andere kenmerken geen extra controle op te geven, dit gebeurt dan namelijk ook automatisch.

De kenmerken Activa groep of Passiva groep werken altijd in combinatie met een tweede kenmerk.

Voorbeeld:

Als je bij een kenmerk de soort 'Activa' opgeeft, staat het bedrag altijd aan de activazijde van het rapport. Als je daarbij een tweede kenmerk opgeeft van de soort 'Passiva', dan staat een debetbedrag aan de activazijde van het rapport en een creditbedrag aan de passivazijde.

Voorbeeld:

De BTW-rekeningen kun je onderbrengen in het kenmerk 'Kortlopende schulden', waaraan je het soort kenmerk Passiva groep koppelt. Je selecteert in het veld Kenmerk 2 een kenmerk die is gekoppeld aan het soort kenmerk Activa groep, bijvoorbeeld 'Vorderingen en overlopende activa'. Op deze wijze telt Profit alle bedragen van de BTW-rekeningen eerst op en stelt vervolgens vast of het totale bedrag debet of credit is. Als het totale bedrag een creditbedrag is, staat dit aan de passivazijde op het kenmerk 'Kortlopende schulden'. Als het totale bedrag een debetbedrag is, staat dit aan de activazijde op het kenmerk 'Vorderingen en overlopende activa'.

Kenmerken voor Verslaglegging toevoegen:

  1. Ga naar: Financieel / Verslaglegging / Inrichting / Kenmerkset
  2. Open de eigenschappen de kenmerkset.
  3. Ga naar het tabblad: Kenmerken.
  4. Klik op: Nieuw.
  5. Selecteer Soort kenmerk:
    • Activa: Per grootboekrekening bepaald. Is het bedrag van een grootboekrekening een creditbedrag, dan staat dit als negatief bedrag aan de activazijde.
    • Passiva: Per grootboekrekening bepaald. Is het bedrag van een grootboekrekening een debetbedrag, dan staat dit als negatief bedrag aan de passivazijde.
    • Opbrengsten: Het totale bedrag van de grootboekrekeningen staat als opbrengst vermeld op de Winst & Verlies rekening. Als het totale bedrag van het kenmerk debet is, dan heeft dit kenmerk een negatief bedrag.
    • Kosten: Het totale bedrag van de grootboekrekeningen staat als kosten vermeld op de Winst & Verlies rekening. Als het totale bedrag van het kenmerk credit is, dan heeft dit kenmerk een negatief bedrag.
    • Activa groep: In een activa groep worden de bedragen van de grootboekrekeningen opgeteld, vervolgens wordt vastgesteld of het totale bedrag debet of credit is. Een debetbedrag wordt aan de activazijde weergegeven, een creditbedrag wordt aan de passivazijde weergegeven (op het kenmerk wat is geselecteerd in het veld Kenmerk 2).
    • Passiva groep: In een passiva groep worden de bedragen van de grootboekrekeningen opgeteld, vervolgens wordt vastgesteld of het totale bedrag debet of credit is. Een creditbedrag wordt aan de passivazijde weergegeven, een debetbedrag wordt aan de activazijde weergegeven (op het kenmerk wat is geselecteerd in het veld Kenmerk 2).
  6. Selecteer Kenmerk 2.
  7. Selecteer Type controle.

    Profit kan controleren of je de kenmerken op de juiste wijze inricht:

    • Geen controle
    • Controle activazijde balans: bij het koppelen van grootboekrekeningen aan dit kenmerk wordt gecontroleerd of de gekoppelde grootboekrekeningen van het type Activa zijn (Type rekening = 1 Activa).
    • Controle passivazijde balans: bij het koppelen van grootboekrekeningen aan dit kenmerk wordt gecontroleerd of de gekoppelde grootboekrekeningen van het type Passiva zijn (Type rekening = 2 Passiva).
    • Controle resultatenrekening: bij het koppelen van grootboekrekeningen aan dit kenmerk wordt gecontroleerd of de gekoppelde grootboekrekeningen van het type Kosten of Opbrengsten zijn (Type rekening = 3 Opbrengsten of Type rekening = 4 Kosten).
    • Controle compleetheid: Profit controleert of alle grootboekrekeningen in de grootboekset gekoppeld zijn aan een kenmerk.
    • Controle overlapping:Profit controleert of er geen grootboekrekeningen aanwezig die aan meerdere kenmerken gekoppeld zijn.
    • Controle compleetheid + overlapping: bij deze keuze wordt gecontroleerd of alle grootboekrekeningen in de grootboekset gekoppeld zijn aan een kenmerk en of er geen grootboekrekeningen aanwezig zijn die aan meerdere kenmerken gekoppeld zijn.
  8. Vul bij % Code een code in, als de kenmerk wilt uitdrukken in een percentage van een ander kenmerk. Je richt dit als volgt in:
    • Kenmerken die je op 100% wilt stellen geef je code 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80 of 90.
    • Kenmerken die in een percentage van een ander kenmerk uitgedrukt moeten worden, geef je code 01, 02, 03, 04, 05, 06, 07, 08 of 09.
    • De kenmerken die je code 01 geeft, hebben een percentage van het kenmerk die je code 10 geeft, etc.

    Voorbeeld:

    Je hebt de volgende kenmerken toegevoegd:

  • A100 Vaste Activa
  • A110 Immateriële vaste activa
  • A120 Materiële vaste activa
  • A130 Financiële vaste activa

    Als je de drie kenmerken 'A110 Immateriële vaste activa', 'A120 Materiële vaste activa' en 'A130 Financiële vaste activa' wilt uitdrukken in een percentage van het kenmerk 'A100 Vaste Activa', dan vul je bij het kenmerk 'A100 Vaste Activa' de percentage code 10 in. Bij de overige drie kenmerken vult 01 in.

  1. Vul bij Afwijkende volgorde een volgorde in.

    Je kunt een afwijkende volgorde ingeven voor een kenmerk. De codering voor de afwijkende volgorde is numeriek, de volgorde is 0, 1, 2, etc.

  2. Selecteer Kenmerken splitsen.

    Je kunt de kenmerken splitsen voor de rapportage. De specificaties en bedragen van de splitsing van het kenmerk geef je op bij het genereren van de rapportage. Je kunt kiezen uit:

    • Kenmerk niet splitsen: Het kenmerk mag je niet splitsen.
    • Kenmerk kan gesplitst worden: Het kenmerk mag je splitsen.
    • Kenmerk moet gesplitst worden: Het kenmerk moet je splitsen.
  3. Vink Vrije overzichten aan.

    Je kunt in het verslagleggingoverzicht je eigen vrije overzichten genereren. Een vrij overzicht is opgebouwd uit één of meerdere kenmerken waarbij je dit veld aanvinkt. Je kunt de structuur van de vrije kenmerken bepalen bij de kenmerkstructuur.

    Als je de rapportage balans (activa en passiva) en resultatenrekening gebruikt, maar ook vrije overzichten, dan vink je dit veld aan. Je kunt hierna de controlecodes 5, 6 en 7 gebruiken in de vrije overzichten.

  4. Klik op: Voltooien.

Direct naar

  1. Kenmerkset
  2. Kenmerkset toevoegen
  3. Kenmerken toevoegen
  4. Kenmerken kopiëren