BOX 3 Sparen en beleggen

Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen bestaat recht op een heffingvrij vermogen. Voor het jaar 2023 bedraagt dit heffingvrije vermogen € 57.000. Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden aan de partner worden overgedragen. Voor gehuwden/samenwonenden bedraagt het heffingvrij vermogen € 114.000.

Als er bezittingen zijn moet over het rendement van die bezittingen belasting worden betaald. Met rendement worden bijvoorbeeld rente, dividend en huurinkomsten bedoeld. Hierbij gaat het niet om het werkelijke bedrag dat aan rente of huur is ontvangen, maar om een rendement over de bezittingen minus de schulden. Over het rendement moet 32% belasting worden betaald. Hoeveel belasting moet worden betaald, hangt dus af van de waarde van de bezittingen minus de schulden en van de eventuele vrijstellingen. De waarde van de eigen woning die als hoofdverblijf wordt gebruikt en de hypotheekschuld op die woning vallen bijvoorbeeld niet in BOX 3, maar in BOX 1.

Inhoud

Wanneer moet ik bezittingen en schulden invullen?

Het aangiftebiljet vraagt alleen om totaalbedragen van de bezittingen en schulden die als voordelen uit sparen en beleggen (BOX 3) belast zijn en die bij fiscaal partnerschap aan de aangever zijn toegerekend. Bovendien hoeven de vragen alleen ingevuld te worden als het bezit meer is dan de vrijgestelde bedragen.

Dit onderdeel kan dus vaak worden overgeslagen als het bezit onder het op het biljet genoemde vrijgestelde bedrag blijft. Als dividendbelasting is ingehouden op aandelen, of als er aandelen in bezit zijn die vallen onder vrijstellingsregelingen, moeten die bedragen hier wél worden ingevuld. De dividendbelasting is namelijk verrekenbaar en de vrijgestelde bedragen bij maatschappelijk beleggen, durfkapitaal en groene aandelen leveren een extra heffingskorting op.

Tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (BOX 3)

Oude methode: Schrijventarief

Let op:

Voor de jaren 2017 tot en met 2022 werden zowel de oude en de nieuwe methode berekend voor het box 3 inkomen. De gunstigste methode werd vervolgens toegepast. Dat geldt voor 2023 niet meer. Vanaf 2023 wordt het box 3-inkomen alleen nog met de nieuwe methode berekend.

Het schijventarief in BOX 3 bestaat uit drie schijven. De schijven zelf zijn ingedeeld in twee klassen. De twee klassen stellen de verdeling van spaarvermogen en beleggingsvermogen voor. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt altijd berekend op basis van de klassen, of er nu beleggingsvermogen/spaarvermogen is of niet. Voor elke schijf geldt een andere procentuele verdeling tussen sparen en beleggen. De Belastingdienst gaat er namelijk vanuit dat je bij een hoger vermogen meer belegt dan spaart. In de derde schijf wordt al het vermogen als beleggingsvermogen geclassificeerd. Per rendementsklasse is een verschillend rendementspercentage vastgesteld. Omdat het rendement van beleggingen in de afgelopen 5 jaar beter is geweest dan het rendement op sparen, is het tarief van beleggingsvermogen hoger dan dat van spaarvermogen.

Deze manier van berekenen zorgt ervoor dat belastingplichtigen met veel vermogen zwaarder belast worden in BOX 3 dan belastingplichtigen met minder vermogen; hetzelfde gebeurt al jaren in BOX 1. In de tabel hieronder zie je hoe de schijven in BOX 3 zijn opgebouwd:

Rendement op vermogen 2022

Schijf

Box 3 vermogen (€)

Percentage 0,07%

Percentage 5,28%

Percentage gemiddeld rendement

1

€ 0 tot € 50.651

67%

33%

1,818%

2

vanaf € 50.651 tot € 962.351

21%

79%

4,366%

3

Vanaf € 962.351

0%

100%

5,53%

Het schijvenstelsel in BOX 3 berekent het voordeel uit sparen en beleggen. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt belast tegen 31%.

Voorbeeld BOX 3: Binnenlands belastingplichtigen

Nieuwe methode vanaf 2023: forfaitaire spaarvariant

Vanaf 2023 worden fictieve rendementspercentages gebruikt die dicht bij het werkelijke rendement van het box 3-inkomen liggen. Daarom worden voor de bezittingen 2 verschillende percentages gebruikt: 1 voor de banktegoeden, en een ander voor de beleggingen en andere bezittingen. Voor schulden gebruiken wordt een 3e percentage gebruikt.

Rendement op vermogen vanaf 2023

Categorie

Percentage

Banktegoeden

0,01%

  • bank- en spaartegoeden in Nederland
  • bank- en spaartegoeden buiten Nederland
  • contant geld dat boven de vrijstelling uitkomt
  • premiedepots
  • het niet vrijgesteld deel van uw groene spaartegoeden
  • uw aandeel in het vermogen van een 'vereniging van eigenaren (VvE)
  • een geldbedrag dat u naar de derdenrekening van een notaris hebt overgemaakt

 

Beleggingen en andere bezittingen:

6,17%

  • aandelen, obligaties, effecten en andere beleggingen
  • het niet vrijgestelde deel van uw groene beleggingen
  • overige vorderingen (behalve vorderingen tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen)
  • een 2e woning in Nederland
  • een 2e woning buiten Nederland
  • een woning die u verhuurt
  • overige onroerende zaken
  • cryptovaluta
  • een lot waarop een prijs is gevallen

 

Schulden:

2,46%

  • schulden voor bijvoorbeeld een auto of een vakantie
  • negatief saldo op een bankrekening
  • schulden voor de financiering van aandelen, obligaties, effecten en andere beleggingen
  • schulden voor een 2e woning of overige onroerende zaken
  • (hypotheek)schulden die u niet in box 1 mag aftrekken
  • een bedrag van levenlanglerenkrediet dat u moet terugbetalen
  • erfbelasting
  • een schuld door een schenking op papier (behalve de schuld tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen)

 

BOX 3 voor buitenlands belastingplichtigen

Voor het berekenen van het voordeel uit sparen en beleggen van buitenlands belastingplichtigen wordt eerst de tijdsgelange herleiding van bezit uitgevraagd en vervolgens het voordeel uit sparen en beleggen volgens het schijventarief te herleiden op basis van de correctie.

Voorbeeld BOX 3: Buitenlands belastingplichtigen

Op basis van arrest De Groot en de toelichting in het besluit van 20 december 2007, nr. DB2007/630, Stb. 573 op de wijziging van artikel 24, lid 6 Btvdb 2001 wordt de teller gecorrigeerd met de schuldendrempel naar rato:

Artikel VIII, onderdeel B (artikel 24 van het Besluit voorkoming dubbele belasting)

De bij de voorkoming van dubbele belasting in aanmerking te nemen rendementsgrondslag in het buitenland bestaat uit de waarde van de bezittingen in het buitenland verminderd met de waarde van de schulden in verband met die bezittingen. Daarbij zijn de bepalingen van hoofdstuk 5 van de Wet IB 2001 van toepassing. Bij de bepaling van de omvang van de buitenlandse schulden dient derhalve ook rekening te worden gehouden met de schuldendrempel als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Bij de aanpassing van het Bvdb 2001 (naar aanleiding van het arrest De Groot 1) is voor de voorkoming in box 3 geregeld dat een eventuele schuldendrempel geen invloed heeft op de hoogte van de in aanmerking te nemen schulden die betrekking hebben op buitenlandse bezittingen. Daartoe is bepaald dat de noemer van de voorkomingsbreuk (van box 3) wordt verminderd met de in aanmerking genomen schuldendrempel. Hiermee wordt het beoogde resultaat echter niet bereikt. De bedoeling is om de belasting na voorkoming in box 3 op hetzelfde bedrag uit te laten komen als het bedrag van de belasting dat zou zijn verschuldigd als de buitenlandse bezitting minus de daarop betrekking hebbende schuld als object zou zijn vrijgesteld. Dat kan door in de teller van de voorkomingsbreuk rekening te houden met de schuldendrempel voor zover de schulden zijn toe te rekenen aan de buitenlandse bezittingen en in de noemer als hoofdregel uit te gaan van het (rendement) over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. In onderstaand voorbeeld wordt dit toegelicht.

Voorkoming dubbele belasting

De voorkomingsregeling in BOX 3 berekent met de vrijstellingsmethode de verhouding tussen het buitenlandse inkomen uit BOX 3 waarover Nederland volgens het belastingverdrag geen belasting mag heffen en het totale inkomen uit BOX 3. De teller berekent het deel van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen waarover Nederland geen belasting mag heffen. De noemer bestaat uit het totale belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (optelling van BOX 3 inkomen uit Nederland en buitenland).

Ingeval de schulden zowel betrekking hebben op de “Nederlandse” als de buitenlandse bezittingen en niet specifiek aan een van beide rechtstreeks kan worden toegerekend, dient een evenredige toerekening plaats te vinden.

Peildata

Het gaat steeds om de waarde van de bezittingen en schulden op twee peildata: 1 januari 20xx en 31 december 20xx. Ook de waarde van de bezittingen en de waarde van de schulden van de minderjarige kinderen tellen mee.

Niet:

  • de waarde van de eigen woning die het hoofdverblijf is. Die waarde geef je in bij Inkomsten uit eigen woning(en);
  • het ondernemingsvermogen;
  • de waarde van vermogen, zoals een pand, dat ter beschikking is gesteld aan bepaalde personen die dit gebruiken in hun onderneming. Het gaat dan bijvoorbeeld om de fiscale partner of een minderjarig kind. De inkomsten die bij ter beschikking stellen worden ontvangen, zoals huur, worden ingevuld bij Persoonlijke posten;
  • aandelen die tot een aanmerkelijk belang horen. Er is bijvoorbeeld sprake van een aanmerkelijk belang als minimaal 5% van de aandelen, opties en winstbewijzen in een B.V. of N.V. in bezit is van de aangever en/of de fiscale partner;
  • lijfrenten voorzover de premies in het voorafgaande belastingjaar of eerder zijn afgetrokken.

Als de aangever onder de 30%-bewijsregel viel

Als de aangever als buitenlandse deskundige in Nederland werkte en een beschikking partiële buitenlandse belastingplicht heeft ontvangen, dan hoeft er bij de vraag op de aangifte over bezittingen alleen rekening gehouden te worden met (rechten op) onroerende zaken in Nederland, en rechten op een aandeel in de winst van een Nederlandse onderneming. Bij de vraag over schulden moet ook rekening worden gehouden met de schulden die verband houden met deze bezittingen. Er is recht op volledig heffingvrij vermogen, toeslag heffingvrij vermogen kinderen en ouderentoeslag.

Het is ook mogelijk om in betreffende gevallen bij aangifte te kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht.

Als bezittingen TIJDELIJK zijn verplaatst uit BOX 3 naar BOX 1 of BOX 2

Als bezittingen tijdelijk zijn verplaatst uit BOX 3 naar BOX 1 of BOX 2, dan worden de inkomsten daaruit belast in BOX 1 of BOX 2 en in bepaalde gevallen óók nog meegeteld bij het voordeel uit sparen en beleggen (in BOX 3), namelijk:

  • als de verplaatsing korter dan drie maanden duurde en rond een peildatum van BOX 3 plaatsvond;
  • als de verplaatsing meer dan drie maanden maar korter dan zes maanden duurde en rond een peildatum van BOX 3 plaatsvond. Dit geldt niet als er aannemelijk wordt gemaakt dat de bezittingen om zakelijke redenen zijn verschoven naar BOX 1 of BOX 2.

In deze situaties moeten de werkelijke inkomsten aangegeven worden in BOX 1 of BOX 2 en de waarde van de bezittingen in BOX 3. In BOX 3 moet de waarde worden opgenomen op de peildatum die het dichtst ligt bij de datum waarop de bezittingen zijn verplaatst.

Waardering van bezittingen en schulden

Uitgangspunt in BOX 3 is dat zowel de bezittingen als schulden worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer; dat is de in Nederland geldende waarde in het economisch verkeer, waarbij alleen rekening wordt gehouden met feiten en omstandigheden die op de peildata bekend zijn. De bedoeling van de maatstaf 'waarde in het economisch verkeer' is aansluiting te krijgen bij een geobjectiveerd waardebegrip, door uit te gaan van de waarde die anderen dan de aangever aan de desbetreffende vermogensbestanddelen toekennen. De persoonlijke affectiewaarde, bijv. met betrekking tot vermogensbestanddelen die al generaties lang tot het familiebezit behoren, mag bij de waardering geen rol spelen.

Afgezonderd Particulier Vermogen

Het specificeren van het trustvermogen is uitgebreider geworden en valt nu onder de noemer Afgezonderd Particulier Vermogen (APV). In verband hiermee is de specificatie Belastingplichtige, partner of minderjarige kinderen betrokken bij een APV of belastingplichtige is erfgenaam van degene die vermogen heeft afgezonderd in APV of belastingplichtige heeft een concreet recht ten laste van een APV? toegevoegd.

In deze specificatie voeg je het APV van de cliënt toe. De specificatie is met enkele velden uitgebreid omdat de Belastingdienst wil weten of er een onderneming achter het APV zit en of er winstbelasting over is betaald. Enkele voorbeelden van rechtsvormen voor een APV zijn:

  • (family)trust
  • Stichting Particulier Fonds (SPF)
  • (private)foundation
  • Anstalt
  • Stiftung
  • (familie)stichting
  • (familie)vereniging

Let op: Deze lijst met voorbeelden van rechtsvormen voor een APV is niet uitputtend.

Onder de specificatie Belastingplichtige, partner of minderjarige kinderen betrokken bij een APV of belastingplichtige is erfgenaam van degene die vermogen heeft afgezonderd in APV of belastingplichtige heeft een concreet recht ten laste van een APV? heb je de mogelijkheid om de Inkomsten uit APV te specificeren. Profit bepaalt het trustvermogen zoveel mogelijk op basis van de gegevens uit de aangifte. Tenslotte kun je een Toelichting APV invullen.

Voorkoming dubbele belasting BOX 3 in geval van onroerend goed in het buitenland

Voor de meest gunstige voorkoming dubbele belasting moet het buitenlands onroerend goed voor 100% bij beide cliënten/fiscale partners opgevoerd worden bij Buitenlandse bezittingen minus schulden (onroerende zaken):

Voorbeeld 1: Buitenlands Onroerend goed 100% één partner, Voorkoming dubbele belasting 100% bij beide partners

In de aangifte van X is buitenlands Onroerend goed opgenomen voor € 18.740 in BOX 3 en bij voorkoming dubbele belasting wordt dezelfde waarde ook opgenomen: € 18.740. Dit levert een Voorkoming dubbele belasting op van € 47.
In de aangifte van Y voer je enkel bij de voorkoming dubbele belasting een waarde op van € 18.740. Dit levert een voorkoming op van € 85. Per saldo wordt er een voorkoming van € 132 genoten (conform de wet).

Voorbeeld 2: Buitenlands Onroerend goed 50/50 verdelen tussen partners, Voorkoming dubbele belasting 100% bij beide partners

Bij beide partners wordt 50% van de waarde opgenomen in BOX 3 als bezitting (in dit geval € 9.370). Bij de voorkoming wordt bij beide partners 100% van het Onroerend goed opgenomen (in dit geval € 18.740). Dit levert een voorkoming op van respectievelijk € 85 en € 47. Tezamen € 132.

Zie ook

Bezittingen

Groene beleggingen, maatschappelijke beleggingen of beleggingen in durfkapitaal

Bezittingen na vrijstellingen

Schulden

Voorkoming dubbele belasting BOX 3

Direct naar

  1. Belasting en premies