Looninkomsten

Onder looninkomsten moeten de looninkomsten uit een tegenwoordige dienstbetrekking en eventueel een vroegere dienstbetrekking worden vermeld. Ook loon dat van derden werd ontvangen, zoals fooien, moeten hier worden opgegeven.

Inkomsten uit tegenwoordige arbeid

Het gaat hier alléén om inkomsten uit loondienst en om uitkeringen Ziektewet. Neem de bedragen over van de jaaropgaaf die is ontvangen van de werkgever. Stuur de jaaropgaaf niet mee. Vermeld bijvoorbeeld ook fooien of aandelenoptie-rechten waarover geen loonheffing is ingehouden. Loon bestaat uit alle voordelen die uit een dienstbetrekking zijn genoten. Loon kan bestaan uit geld, maar ook uit beloning in natura. Het gaat bij deze vraag om inkomsten waarop loonbelasting is ingehouden. Ook inkomsten die onderworpen zijn aan de loonbelasting, maar waar de inhouding achterwege is gebleven, tellen hier mee. Uitkeringen ineens die van de werkgever zijn ontvangen bij ontslag zijn bijna altijd belast loon. Onbelast zijn alleen vergoedingen van andere schade dan gederfd of nog te derven loon (denk aan verhuiskosten, proceskosten, kosten van juridische bijstand).

Niet invullen:

  • huursubsidie;
  • stakingsuitkeringen van vakbonden;

Inkomsten uit vroegere arbeid

Loon uit vroegere dienstbetrekking heeft meestal te maken met een al beëindigde dienstbetrekking of met arbeid die is verricht in het verleden. Voorbeelden van loon uit vroegere dienstbetrekking zijn pensioenuitkeringen en VUT-uitkeringen. Een aantal uitkeringen is aangewezen als loon uit vroegere dienstbetrekking. De voornaamste uitkeringen zijn:

  • AOW, Anw, IOAW, IOAZ, Waz, Wajong, WAO/WIA en uitkeringen op grond van de ZW, WW en de Toeslagenwet;
  • bijstandsuitkeringen en belaste stimuleringspremies op grond van de WWB, uitkeringen op grond van de WWIK, de Wet REA en gemeentelijke inkomensondersteunende uitkeringen, voor zover belast voor de inkomstenbelasting;
  • termijnen van lijfrenten, uitgekeerd aan meerderjarigen die in Nederland wonen;

    Op termijnen van lijfrenten moet meestal loonbelasting/premie volksverzekeringen worden ingehouden en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw worden berekend, ook als de termijnen zijn aangewezen als loon uit vroegere dienstbetrekking. De Belastingdienst geeft op verzoek van de ontvanger van de lijfrentetermijn een verklaring af in hoeverre de inhoudingen achterwege kunnen blijven.

  • uitkeringen aan verzetsdeelnemers en oorlogsslachtoffers;
  • loon uit een vroegere dienstbetrekking van een ander (er moet dus loonbelasting/premie volksverzekeringen worden ingehouden en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw worden berekend over het pensioen dat aan de nabestaanden van een werknemer wordt uitbetaald).

Niet invullen:

  • bijzondere bijstand;
  • huursubsidie;
  • stakingsuitkeringen van vakbonden.

Wat is arbeidskorting?

Wie in loondienst werkte, betaalde belasting en premie volksverzekeringen over het loon: de zogenoemde loonheffing. De werkgever hield deze loonheffing al in. Hij hield hierbij rekening met een aantal heffingskortingen: de zogenoemde loonheffingskortingen. Als iemand een pensioen of uitkering kreeg, hield het pensioenfonds of de uitkerende instantie ook loonheffing in en hield daarbij ook rekening met een aantal heffingskortingen. Vanaf 1 januari 2001 is de aftrek voor beroepskosten afgeschaft. Daarvoor in de plaats is er nu de arbeidskorting. Er is recht op de arbeidskorting als er sprake is van één van de volgende soorten inkomsten: loon, winst uit onderneming of als je inkomsten had als freelancer, alfahulp of als je bijverdiensten had. Het moet gaan om inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking, dus niet om bijvoorbeeld pensioen of een uitkering. Op de jaaropgaaf staat een bedrag voor arbeidskorting. De arbeidskorting hoeft niet op de aangifte te wordt vermeld. De Belastingdienst berekent zelf bij het vaststellen van de aanslag het bedrag aan arbeidskorting. Bij lage inkomens is de arbeidskorting waarmee in de loonheffing al rekening is gehouden wel van belang. De arbeidskorting is namelijk altijd minimaal het bedrag waarmee in de loonheffing al rekening is gehouden (maar maximaal het wettelijke bedrag).

Klik, voor het invoeren van 'Inkomsten uit tegenwoordige of vroegere arbeid' op het achter de regel. Hier kun je een nieuwe regel invoeren van een tegenwoordige dienstbetrekking waarbij de bedragen van de in te voeren velden op de jaaropgaaf staan.

Het is ook mogelijk om meerdere regels in te voeren aangezien er ook meerdere dienstbetrekkingen mogelijk zijn in een jaar. Op de bovenste (niet te wijzigen regel) wordt een opsomming getoond van de verschillende regels.

Optelling arbeidskorting:

Het kan zijn dat de optelling arbeidskorting verkeerd lijkt. De arbeidskorting wordt overgenomen vanuit de looninkomsten, deze komt te staan onder Heffingskortingen / Arbeidskorting / Totaal arbeidskorting.

In 2023 is de maximale arbeidskorting € 5.052. Vanaf een inkomen van € 37.697 wordt de arbeidskorting steeds lager. Het afbouwpercentage bedraagt 6,51%.

Ingeval het arbeidsinkomen niet meer bedraagt dan € 34 015, bedraagt de arbeidskorting ten minste de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting ter zake van het loon dat wordt belast volgens de loonbelastingtabellen, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet, maar maximaal het in de eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag.

Wanneer is er sprake van een WAJONG-uitkering/arbeidsondersteuning?

Als een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is genoten, komt iemand in aanmerking voor een extra heffingskorting (de jonggehandicaptenkorting). Er is alleen sprake van recht op de jonggehandicaptenkorting als er recht was op een WAJONG-uitkering maar deze niet werd ontvangen door samenloop met een andere uitkering of omdat er te veel andere inkomsten uit arbeid waren.

De jonggehandicaptenkorting geldt niet voor ouderen. Er is alleen recht op de jonggehandicaptenkorting als de aangever op 31 december 2015 (of op het moment van eerdere beëindiging van de belastingplicht) nog niet AOW-gerechtigd was.

Vink Sprake is van een WAJONG-uitkering aan:

Fooien, aandelenopties en ander inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking

Als de aangever fooien ontving terwijl hij in loondienst werkte neem je het werkelijke bedrag van de fooien verminderd met het bedrag dat al tot het loon is gerekend. Als je als werknemer aandelenopties hebt verkregen, dan heeft de werkgever waarschijnlijk al loonheffing ingehouden en deze verwerkt in de jaaropgaaf. Deze inkomsten heb je dan al aangegeven. Is dat niet het geval dan moet je de waarde van de aandelenopties nu aangeven. Heb je in verband met de dienstbetrekking voordelen van anderen dan de werkgever ontvangen? Dan moet je deze voordelen bij deze vraag aangeven, voorzover daarover door de werkgever geen loonheffing is ingehouden.

Let op: 

Het gaat hier niet om bijvoorbeeld freelance-inkomsten.

Loonheffing artiesten of beroepssporters

Als iemand artiest of beroepssporter was en is er loonheffing ingehouden, dan kunnen zich - als men geen ondernemer was - twee situaties voordoen.

  1. Men was in dienstbetrekking, nu moet het loon en de ingehouden loonheffing worden ingevuld.
  2. De zogenoemde artiesten- of beroepssportersregeling was van toepassing, nu moeten de inkomsten en de ingehouden loonheffing niet hier worden ingevuld maar bij 'Inkomsten uit werkzaamheden'.

Afkoopsommen lijfrente en pensioen (particulier)

Voor het vastleggen van verschillende afkoopsommen beschik je over twee specificaties in het scherm Looninkomsten: Afkoopsom lijfrente en Afkoopsom pensioen. Beide specificaties bestaan uit een omschrijving en twee bedragvelden ('Afkoopsom' en Loonheffing). Iedere specificatie heeft twee eigen totaalvelden.

Voor de specificatie Afkoopsom lijfrente geldt een extra voorwaarde. Het bedrag van de afkoopsom moet hoger zijn dan € 4.898 (2023). Bij het verlaten van het veld Afkoopsom en bij het opslaan van de specificatie (dus de knop OK) controleert Profit of de Afkoopsom groter is dan € 4.898, als dit niet het geval is krijg je een melding.

In de specificatie Inkomsten uit vroegere arbeid beschik je over het vinkveld Betreft afkoopsom. Dit vinkveld wordt gebruikt in de berekening van de revisierente op het scherm Inkomensvoorziening.

Uitwerken afkoopsom lijfrente

  • Afkoopsommen waar geen revisierente over betaald moet worden (bijvoorbeeld omdat de afkoopsom in 2023 onder € 4.898 ligt), geef je op bij "Inkomsten uit vroegere arbeid".
  • Afkoopsommen waar geen 49,5% loonheffing over betaald moet worden (bijvoorbeeld omdat premies/stortingen (gedeeltelijk) niet afgetrokken zijn), geef je op bij "Inkomsten uit vroegere arbeid".
    • Is er geen verklaring ‘niet-afgetrokken premies’? Dan verminder je de uitkering met de stortingen die niet zijn afgetrokken. Is het bedrag van de niet-afgetrokken premies hoger dan het bedrag van de uitkeringen op de jaaropgaaf? Vul dan '0' in. De loonheffing overnemen zoals deze is ingevuld in de jaaropgaaf.
    • Is er wel een verklaring voor ‘niet-afgetrokken premies’? De bedragen overnemen zoals deze zijn ingevuld in de jaaropgaaf.
  • Afkoopsommen waar revisierente en loonheffing over betaald moet worden, geef je op bij Looninkomsten > Afkoopsom lijfrente. Dit bedrag wordt overgenomen naar ‘Inkomensvoorzieningen > Afkoopsommen loonstam-/pensioenrechten (inkomsten uit vroegere arbeid) en afkoopsommen van lijfrenten’. Dit bedrag wordt overgenomen naar ‘Bedrag waarover revisierente is verschuldigd’ waarover de revisierente (20%) automatisch wordt berekend (tenzij gespecificeerd).
  • Afkoopsommen waar alleen revisierente over betaald moet worden, opgeven bij ‘inkomensvoorzieningen à Afkoopsommen van lijfrenten/beroepspensioenregelingen waarop geen loonheffing is ingehouden’. Dit bedrag wordt overgenomen naar ‘Bedrag waarover revisierente is verschuldigd’ en de revisierente (20%) wordt automatisch berekend.

Overlijdens- of invaliditeitsuitkering

Aanspraken op uitkeringen (en verstrekkingen) bij overlijden of invaliditeit als gevolg van een ongeval zijn vrijgesteld. Hierbij maakt het niet uit of het gaat om een eenmalige of een periodieke uitkering.

Een eenmalige uitkering bij overlijden is tot maximaal driemaal het loon over een maand vrijgesteld. Het gedeelte boven driemaal het loon over een maand behoort tot het loon waarop de tabel bijzondere beloningen van toepassing is. De vrijstelling geldt als een van de volgende personen overlijdt:

  • de medewerker;
  • de echtgenoot van de medewerker;
  • degene die in het (voorafgaande) kalenderjaar de fiscale partner is van de medewerker;
  • de eigen kinderen of pleegkinderen.
  • Het loon voor het bepalen van de hoogte van deze vrijstelling is het brutomaandloon, inclusief 1/12 deel van het jaarbedrag aan vaste gegarandeerde beloningen.

De uitkering bij invaliditeit behoort tot het loon, behalve als de uitkering als een vrijgestelde diensttijduitkering kan worden opgevat.

Als de uitkering niet eenmalig is, maar uit periodieke uitkeringen bestaat, dan behoren deze in zijn geheel tot het loon voor de loonheffing. Een vrijstelling is dan niet van toepassing. Het maakt dan ook niet uit of de uitkeringen verstrekt worden in verband met invaliditeit of overlijden.

Uitkeringen (eenmalige en periodieke) bij overlijden of invaliditeit als gevolg van een ongeval zijn geen loon voor de premies werknemersverzekeringen.

Fiscale partner

Als een medewerker getrouwd is of als hij zijn partnerschap bij de burgerlijke stand heeft laten registreren, dan heeft hij automatisch een fiscale partner (behalve als de medewerker duurzaam gescheiden leeft). Woont de medewerker ongehuwd samen, dan moet de medewerker aan de volgende drie voorwaarden voldoen om fiscaal als partner te worden beschouwd:

  • De medewerker en zijn partner voeren in een jaar meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding.
  • De medewerker en zijn partner staan beiden gedurende die periode bij de gemeente ingeschreven op hetzelfde adres.
  • De medewerker en zijn partner zijn beiden 18 jaar of ouder. Woont de medewerker samen als ouder en kind, dan moeten beiden minimaal 27 jaar zijn.

De Belastingdienst beschouwt ongehuwd samenwonenden niet automatisch als partners, maar alleen als zij daar beiden uitdrukkelijk voor hebben gekozen. Dat kan in een Aangifte Inkomstenbelasting of een Verzoek om voorlopige teruggaaf. Deze keuze moet elk jaar opnieuw gemaakt worden.

Ook kan voor kwalificatie als partner worden gekozen als:

  • de ongehuwde meerderjarige medewerker in het voorafgaande kalenderjaar samen met een ongehuwde meerderjarige heeft gekozen om als partner te worden beschouwd;
  • zij als gevolg van het overlijden van een van de partners in het kalenderjaar minder dan zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd.

Te conserveren inkomen

Bij het overbrengen van pensioen- of lijfrenteaanspraken naar een buitenlandse verzekeraar of bij emigratie of staking van een onderneming kan men te maken krijgen met Te conserveren inkomen. Voor dit inkomen (dat nog niet in de aangifte is ingevuld) wordt een aparte aanslag opgelegd die pas later hoeft te worden betaald. Het te conserveren inkomen is het bedrag dat bij de berekening van de conserverende aanslag bij het inkomen wordt geteld. Het bestaat uit de waarde van de Pensioenen en lijfrenten, de waarde van de Kapitaalverzekering eigen woning en de waarde van het Aanmerkelijk belang.

Het te conserveren inkomen maakt geen deel uit van het verzamelinkomen. De drempels voor de giftenaftrek en de buitengewone uitgaven worden dus berekend over alleen het overige inkomen.

Hoe wordt de conserverende aanslag berekend?

De conserverende aanslag wordt op de volgende manier berekend. De inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die is verschuldigd over het inkomen in BOX 1, 2 en 3, inclusief het te conserveren inkomen, wordt verminderd met de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekering over het inkomen in BOX 1, 2 en 3, zonder het te conserveren inkomen.

Direct naar

  1. BOX 1: Werk en woning
  2. Looninkomsten
  3. Werknemersaftrek
  4. Winstbepaling
  5. Winst uit onderneming
  6. Arbeidsbeloning fiscale partner (O-biljet)
  7. Overige werkzaamheden
  8. Inkomsten uit eigen woning
  9. Periodieke uitkeringen
  10. Jaarruimte
  11. Inkomensvoorzieningen
  12. Verliesverrekening BOX 1